Oct 8, 2011 Comments Off on Over een paar noodzaken
Over een paar noodzaken
We bevinden ons zonder twijfel op een punt waarop er veel van onszelf weg te smijten, te overstijgen en opnieuw te begrijpen valt. Zo zouden we onszelf opnieuw uit het moeras kunnen hijsen waarin de vooruitgang van het kapitaal en de dwaling van de pacificatie ons hebben gedreven. We zouden terug kunnen verwerven wat eigenlijk een vanzelfsprekendheid is: dat wij als anarchisten een revolutionair en dus ook een opstandig perspectief hebben, dat wil zeggen, projecten die zowel op lokaal als op internationaal vlak concreet die richting uitgaan.
Gedurende de laatste jaren uitte zich hier en daar de behoefte aan “het nieuwe, dat op zich laat wachten”, aan “hypothesen die nog geformuleerd moeten worden”, aan projectualiteiten die de gevestigde grenzen eindelijk kunnen overstijgen. Misschien zelfs aan iets dat zich buiten de specifieke strijden die wij in onze contexten voeren (en zonder twijfel ook zullen blijven voeren) zou ontwikkelen. Iets om het debat en de agitatie rond de ideeën in algemene zin, die uiteindelijk onze vertrekbasis zijn, weer op te frissen: de anarchie en de sociale revolutie.
Wat betekent dit vandaag voor ons? Hoe praten we erover? Hoe kan de anarchie weer een levende, bediscussieerde, revolutionaire mogelijkheid worden tegenover de hedendaagse ellende? Indien het klassieke model van de opstand en de revolutie al lang achterhaald is, hoe zien we dan vandaag het perspectief van een fundamentele sociale omwenteling? Hoe zou een revolutionaire praktijk er vandaag kunnen uitzien? Wat zou, als anarchistische minderheid binnen de sociale conflictualiteit, onze kwalitatieve bijdrage kunnen zijn? Zowel in het alledaagse als bij onlusten, die sowieso zullen blijven uitbreken, door of zonder ons toedoen. De discussies en hypotheses, de agitatie en de projectualiteiten die zich met die kwestie bezighouden, zijn volgens mij iets dat de eigen specifieke context zou moeten overstijgen en dat we op internationaal vlak zouden moeten ontwikkelen. De boekenbeurs in Brussel 2011 zou een stoot in die richting kunnen zijn, maar ik denk dat daartoe allereerst een aantal zaken noodzakelijk zijn…
Over zelfbeperking en opstandigheid
In de laatste decennia heeft zich in de antiautoritaire middens een soort zelfbeperking ontplooit, een bepaalde houding die de indruk geeft dat men de eigen ideeën en hun revolutionair potentieel niet echt serieus neemt. Wie vanwege zijn vertrouwen in zijn ideeën ook de verantwoordelijkheid ervoor neemt door bijvoorbeeld concrete voorstellen tot handelen uit te werken, wordt vaak met wantrouwen bekeken. Wie zijn eigen projectualiteit ontwikkelt en het erover durft hebben dat we in staat zouden kunnen zijn om opstanden te provoceren, oogst sceptische blikken. Zulke gebeurtenissen zijn dan zogezegd ver weg van ons, iets dat van “objectieve gegevens” afhankelijk is. Met zulke en andere argumenten verspreiden de sceptici een beeld van de opstand als ging het over een abstracte toekomstige gebeurtenis, en tegelijkertijd vergeten ze dat de voorbereidingen en het uitproberen van kleinere en grotere opstandige pogingen onder anarchisten altijd al een methode is geweest om hun revolutionaire bedoelingen te propageren. Zeker onder anarchisten die hun verlangen naar vrijheid niet met de “milieus libres” konden stillen, noch met het wachten op het numerieke groeien van één of ander organisatie. Onder degenen die door dik en dun geloofden dat de revolte aanstekelijk is, net zoals de solidariteit, die als mede-onderdrukten hun ideeën wilden verspreiden in de strijd en niet wilden wachten tot bepaalde abstracte “onderdrukten” zouden beginnen vechten.
Opstandige agitatie is dus zeker geen uitvinding van een paar Italiaanse kameraden, die het misschien een beetje te hard schematiseerden – om niet te zeggen ideologiseerden (hoewel, hoe je het ook draait of keert, het is niet de formulering van een theorie, maar de individuen zijn die beslissen haar al dan niet op een ideologische of schematische manier aan te wenden). Het “anarchistische insurrectionalisme” zoals het in de jaren 80 en 90 in Italië getheoretiseerd en in de praktijk gebracht werd, ontstond uit het verlangen om ook in tijden van sociale pacificatie een opstandige praktijk te bewaren. In tijden waarin, in de meeste andere landen, een offensieve anarchistische discussie en beweging bij wijze van spreken afwezig was. Dit was haar kwaliteit, die vooral in de laatste 10-15 jaren vele kameraden in deze landen heeft geïnspireerd. Maar net daar liggen vandaag ook de grenzen ervan: in het feit dat deze methodes, die door bepaalde kameraden relatief exclusief getheoretiseerd werden, in een specifieke context zijn ontstaan. Een context die haar eigen eisen had en haar eigen mogelijkheden bood, maar die ik persoonlijk te weinig ken om van eventuele “fouten” te kunnen spreken. Een context die alleszins vandaag niet meer dezelfde is. Misschien zou het gepaster zijn de rijke ervaringen van het “insurrectionalisme” kritisch te evalueren in plaats van het woord simpelweg van tafel te vegen…
Over de taal
Voor een meer levendige internationale discussie onder anarchisten lijkt het me nodig om eerst een taal te vinden die aan die behoefte beantwoordt. Een taal die niet het opzet heeft de verschillen ten voordele van een valse eenheid met water te verdunnen, noch om die op een manier te verscherpen zodat elk gemeenschappelijk debat onmogelijk wordt. Een taal die vermijdt om zich in metaforische omwegen of in retorisch getouwtrek te verliezen, maar die probeert de dingen klaar en duidelijk tot hun essentie te brengen. Want alleen zo kunnen hypotheses ontstaan die we ook kunnen gebruiken. En alleen zo kunnen we projecten mogelijk maken die niet ondanks, maar net dankzij de verschillen leven (verschillen die uiteindelijk tussen elk individu bestaan), door aan deze verschillen als conflicten ruimte te geven binnen deze projecten. Als een soort motor voor kritiek en zelfkritiek. Belangrijk is uiteindelijk dat die conflicten klaar en duidelijk op tafel gelegd worden. Want in feite verwijzen té veel daarvan naar persoonlijke verhalen, die ontploffen in het retorische kamp…
Een volgend punt is de taal van onze agitatie. In tijden waarin de betekenis van woorden meer dan ooit door de macht vervormd wordt, zouden we misschien beter goed moeten nadenken over hoeveel interpretatieruimte we in onze pamfletten en affiches willen openlaten door moeilijk verstaanbare concepten of passepartout-begrippen te bezigen. We vergeten maar al te vaak dat voor degenen die zich tot nu toe maar weinig met subversieve ideeën hebben bezig gehouden, de referenties voor woorden vooral de referenties van de macht zijn. Als we de vervormingen van de macht willen verdrijven en opnieuw een eigen taal willen vinden, dan denk ik dat dit een simpele en duidelijke taal zou moeten zijn. Een taal die de dingen benoemt zoals ze zijn, een taal die men kan delen onder onteigenden.
Ook hier zou ik graag nog even naar Italië verwijzen, waar in de laatste decennia een anarchistische agitatie aanwezig was die veel kameraden in andere landen inspireerde, onder meer door hun “schrijfstijl”. Gewoon om even de vraag op tafel te smijten; in hoeverre heeft de repressie die daar in de laatste jaren altijd voelbaar was misschien ook de keuze van de woorden beïnvloedt? Bijvoorbeeld de neiging om terug te grijpen naar beeldspraak in plaats van de dingen duidelijk uit te spreken? En ik ben echt geen tegenstander van poëzie, integendeel, maar ligt de poëzie van de armen niet vaak net in haar eenvoud? Waar blijft de simpele schoonheid van een incontrolado van de IJzeren colonne, de ongeremde directheid van een Libertad, de niet vooringenomen verstaanbaarheid van een Malatesta?
Niets om aan te bieden?
We hebben geen programma dat passief lidmaatschap mogelijk zou maken; we hebben geen patent-oplossing waar men achteraan zou kunnen lopen; er bestaat geen vorm, geen praktijk, geen manier van leven die we zouden kunnen prijzen alsof die op zich de vrijheid zouden bevatten. We willen niet zoals de syndicalisten de staking, zoals de collectivisten de assemblee of zoals degenen die de gewapende strijd verheerlijken het wapen als ultieme weg naar de verlossing verkopen, omdat we denken dat pas het waarom en het hoe aan de gekozen middelen hun kwaliteit geven. Op dezelfde manier vechten we evenmin om vol hoop één of andere verwachte, vooraf gedefinieerde situatie te bereiken. Want zo offeren we enkel ons leven in het hier en nu op en raken we ook onvermijdelijk ontgoocheld. Vrijheid als ideaal is een spanning, iets om na te streven, maar eigenlijk niet iets dat te bereiken valt, niet iets dat je kan oprichten en voltooien. Vrijheid is een sociale verhouding tussen individuen die permanent in opbouw is, het is geen model, geen schema. Het verlangen zoekt naargelang de context haar eigen uitingen. Daarom zou je inderdaad kunnen zeggen dat we niets aan te bieden hebben. Ook al was het maar omdat een verhouding van aanbod en volgeling ons doet walgen. Maar door de in het begin vermelde zelfbeperking heeft zich een soort karikatuur van deze geheel juiste vaststelling ontwikkeld: het wantrouwen tegenover elke bekrachtiging van een idee, van een voorstel, van een project, door daarin meteen de politieke en missionarislogica te zien. Dit wantrouwen lijkt het verlangen niet te kennen om de eigen dromen naar de werkelijkheid te brengen, de eigen ideeën te bekrachtigen om ze met anderen te delen, ermee te experimenteren, ze verder te ontwikkelen, nieuwe ideeën te vormen en andere weer weg te smijten, terwijl je je eigen weg gaat en met de tijd je eigen projectualiteit, je revolutionaire perspectieven ontwikkelt.
Neen, het feit dat we niets aan te bieden hebben betekent helemaal niet dat wij geen voorstellen hebben. Want als anarchisten hebben wij goede voorstellen, waarschijnlijk de meest belovende die ik ken, om aan het leven de vreugde terug te geven en de muren te slopen die onze voorstelling en gewaarwording van vrijheid inperken. En toch zijn het voorstellen zonder garanties, zonder zekerheden. Voorstellen waarvoor iedereen die er zich door laat inspireren zelf de
verantwoordelijkheid draagt. Want alleen zo kunnen medeplichtigen gevonden worden, individuen, die uit eigen en vrije keuze eenzelfde richting als wij inslaan.
Laat ons daarom deze zelfbeperking overwinnen, en met de zelfzekerheid van revolutionairen bekrachtigen dat wij ideeën hebben om de ellende waartoe het leven van zovele mensen herleid is, uit de weg te ruimen. Ideeën rijk aan ontelbaar veel ervaringen, in permanente ontwikkeling, ideeën die wij allen kunnen voorstellen.
Ook al is het duidelijk dat het discours in onze specifieke strijden een revolutionair discours is, denk ik toch dat er projecten nodig zijn die onze ideeën relatief onafhankelijk van deze strijden sociaal in omloop kunnen brengen. Projecten die ruimte bieden aan de vraag Waarom en bijgevolg Hoe
wij willen vechten en leven. Projecten die de ideeën van een bestaan zonder overheersing, van het individu, van affiniteit, van zelforganisatie, van autonomie, van solidariteit, van vrijheid niet alleen maar aanraken en bekrachtigen, maar altijd opnieuw en op verschillende manieren ten uitvoer brengen en uitdiepen.
Over de revolutionaire projectualiteit en het internationalisme
Als een revolutionair iemand is die een eigen projectualiteit heeft, misschien een vage maar persoonlijke voorstelling van de te nemen stappen die relevant zouden kunnen zijn om de verspreiding van subversieve ideeën en opstandige situaties te bevorderen; als een revolutionair niet iemand is met een programma op zak, maar iemand die met het onmogelijke in zicht, stap voor stap het mogelijke aftast; als een revolutionair iemand is die veel beweegt, die de internationale situaties, de verschillende conflicten en discussies kent, en toch, of misschien net daardoor zijn eigen context het beste kent; als een revolutionair iemand is die een perspectief ontwikkelt en in dit perspectief subversieve en offensieve projecten probeert te verwezenlijken; als een revolutionair iemand is die door de liefde voor emancipatorische ideeën, door de waardigheid die tijdens revoltes altijd opnieuw oplaait en door een intuïtie van de vernietigende, creatieve kracht die omwentelt (de enige kracht die de sociale revolutie kan ontketenen) gedreven wordt – dan lijkt het mij dat vandaag revolutionairen moeilijk te vinden zijn.
Vandaag kan men in vele landen zeggen dat het aan onlusten niet ontbreekt, maar des te meer aan revolutionaire praktijken. Revolutionaire praktijken betekenen volgens mij niet het volgen van de “sociale bewegingen” noch het aansluiten bij onlusten die zich sowieso al aan het ontwikkelen zijn, maar het voorbereid zijn bij zulke onlusten en het vermogen hebben om als revolutionairen te kunnen ageren, dat wil zeggen, zowel in de praktische als in de inhoudelijke zin ertoe bijdragen dat ze verder gaan.
Deze tekortkoming is het onvermijdelijke gevolg van de zelfbeperking, en bijgevolg van het gebrek aan perspectieven die zich in de laatste decennia heeft verbreid. En, om het nog maar eens te zeggen, een perspectief is geen programma, geen plan, maar een zekere voorstelling van de mogelijkheden. Daarom is er de noodzaak om opstandige hypothesen te ontwikkelen die overeenstemmen met onze huidige situatie en die deze voorstellingen kunnen voeden.
In landen waar de anarchistische beweging in de laatste decennia weinig tot niets aan continuïteit kende, lijkt een andere, soms zelfs meer vruchtbare bodem te bestaan dan in landen als Italië en Spanje. Daar was de discussie weliswaar relatief ononderbroken, maar vandaag blijft die nog vaak steken in verschillende oude conflicten of neigt die naar een thematische specialisatie neigt die het anarchisme lijkt te overheersen. Vandaar het belang om de verschillende contexten, de verschillende ervaringen, overwegingen en perspectieven met elkaar te vermengen. Als het internationalisme opnieuw wil opleven, dan moet ook de uitwisseling, het reizen en de ontmoeting onder kameraden die een revolutionaire projectualiteit proberen te ontwikkelen opnieuw opleven. Zulk een internationalisme zou geen formele uitdrukking nodig hebben, en zelfs geen opeenhoping van punctuele momenten van ontmoeting tijdens internationale samenkomsten (de behoefte daaraan zal zich voortdurend laten gevoelen), maar vooral een méér aan projecten en ontmoetingen over de grenzen heen, zoals ook een permanent wederkerige betrekking tot elkaar, in de praktijk en in onze schrijfsels. Het zou de werkelijke eliminatie van de grenzen in onze hoofden betekenen…
Voorstel
Mijn voorstel zou zijn om te streven naar verschillende anarchistische kranten, die dan telkens binnen een land of taalgebied verspreid worden. Kranten die onafhankelijk van elkaar geschreven worden maar die veel belang hechten aan uitwisseling, onderlinge betrekkingen en debat. De artikels zouden zich richten aan zowel de internationale anarchistische beweging als aan de mensen op straat. De ambitie zou geen theoretische complexiteit zijn, maar veel meer een eenvoud en duidelijkheid in de artikels. Het gewicht zou dan liggen op het vinden van een taal voor onze ideeën, op de pogingen om deze ideeën vanuit alle mogelijke hoeken te beschrijven en uit te diepen. Doorheen analyses of hypotheses, met verstand of passie, doorheen alledaagse gebeurtenissen of door grote dromen, doorheen revoltes van vandaag of gisteren, doorheen onze woorden of woorden die reeds lang uitgebloeid waren en tenslotte doorheen al datgene waarin wij in deze rotte wereld een vonk ontwaren van het leven dat wij wensen. De ambitie zou dan vooral zijn om de denkbaarheid van dat volledig andere te stimuleren, van wat de vrijheid zou kunnen zijn – om over alle grenzen heen opnieuw een revolutionair perspectief te verspreiden.
Maar laten we ons ook herinneren dat in de tijden toen het internationalisme leefde, in vele verschillenden landen diverse anarchistische tijdschriften rondgingen die het debat voedden. Als we vandaag de leegte bekijken met betrekking tot tijdschriften en het geschrevene in het algemeen, als we de vaak aanwezige vaagheid in onze discussies onder de loep nemen, dan dringt de vaststelling zich op dat vooreerst waarschijnlijk de geremdheid m de eigen ideeën in duidelijke woorden te kleden doorbroken moet worden. In de paragraaf hierboven heb ik voorgesteld om naar zulke tijdschriften te streven, daarmee bedoel ik de ontwikkeling ervan op gang te brengen, maar ze ook de nodige tijd te geven om vruchtbaar te zijn. Want als ze louter de vrucht van de paar weinige “schrijvers van de beweging” zouden zijn, dan lijkt me dat ze van hun potentieel ontdaan zouden worden…
∞