Aug 31, 2011 Comments Off on PDF [om af te drukken]
PDF [om af te drukken]
De printvriendelijke versie van de teksten vind je hier (.pdf).
(update 11.10.2011)
Aug 31, 2011 Comments Off on PDF [om af te drukken]
De printvriendelijke versie van de teksten vind je hier (.pdf).
(update 11.10.2011)
Aug 31, 2011 Comments Off on Subversieve boeken, geen consumptiegoederen
Als we denken aan “subversieve boeken”, dan zijn dat niet die boeken over jeugdige rebellen beschikbaar in eender welke boekhandel in de grotere steden, die in onze gedachten opkomen. Het zijn evenmin die boeken min of meer kritisch uit onze omgeving of van de universitaire bollebozen, maar eerder voorbeelden zoals die van Severino di Giovanni opgepakt op 29 januari 1931 terwijl hij een zetwerkplaats verliet waar hij was voor de drukvormen van een boek van Reclus. Ondanks dat hij, gedurende 4 jaren, de meest gezochte persoon was van Argentinië voor verscheidene onteigeningen, aanslagen, en eveneens voor zijn agitatie, zette hij zijn vrijheid en leven op het spel om de drukvormen te verkrijgen die hij nodig had. De drukkerijen werden in het vizier genomen en werden goed in het oog gehouden, maar, voor een nieuw boek, was het de moeite om het risico opnieuw te nemen. Enkele maanden daarvoor had hij zijn doel bereikt om een eigen drukkerij op poten te zetten waar hij boeken, naslagwerken en tijdschriften kon drukken dankzij het geld van een recente onteigening. Nochtans gebruikte hij maar een klein deel van de buit; het overgrote deel was voor de solidariteit met opgesloten kameraden.
Wij denken ook aan Jann-Marc Rouillan, Oriol Sollé en aan de andere kameraden die, aan het begin van de jaren ’70, banken overvielen en drukkerijen onteigenden om zo het noodzakelijke te bekomen om boeken te kunnen drukken in Toulouse en ze clandestien over te brengen naar Barcelona en andere regio’s van de Spaanse staat.
Of nog aan een voorbeeld onder de meest inspirerende, die van de jonge anarchisten van Bialystok die tijdens de eerste jaren van de 20ste eeuw niet enkel de bourgeoisie en politie terroriseerden, maar ook een groot deel van hun energie en middelen wijdden aan de vertaling, het drukken en het transporteren van geschriften. In 1905 onteigenden ze 330 kg drukmateriaal om Anarjiya op te zetten, de eerste anarchistische drukkerij in Rusland: een clandestiene drukkerij voor hun eigen publicaties en boeken. Mettertijd doen vele Russische anarchisten hen deze daad na, bewust dat de gevangenis, de verbanning, de dwangarbeid of de dood zich aan het einde van de weg konden bevinden.
Voor vele anarchisten wereldwijd was het drukken, doorgeven en verspreiden van boeken even riskant als het vervoeren van wapens of explosieven; omdat ze deels wapens waren, en zeer krachtige wapens.
Hier, onder anderen, de voorbeelden die in ons op komen… Zoals het voorbeeld van die personen, op de vlucht voor de repressie, die een drukkerij opstartten in een grot van het Oeralgebergte. Het zijn maar enkele voorbeelden van de innige relatie die zich kan smeden tussen boeken en de subversie. Voorbeelden die ons niet enkel inspireren omdat die boeken -waarvan het overgrote gedeelte als gevaarlijk werden beschouwd of simpelweg verboden waren- clandestien gedrukt en verdeeld werden; elk verbod aan zijn laars lappend en zich ver verwijderd houdend van elk verband met de consumptielogica waar tegenover vandaag geen ontsnappen mogelijk lijkt. Maar ook omdat het geheel van de ontwikkeling van die drukprojecten, de wijze waarop die machines en hun projecten in het werk werden gesteld, alsook de hoop en de geest van strijd, van een andere wereld lijken… Maar niet voor de gehele wereld.
Veel hedendaagse uitgave- en drukprojecten, maar ook van tijdschriften en andere publicaties zijn geïnspireerd door deze geest die vroeger overvloedig aanwezig was en waarvan deze voorbeelden slechts enkelen zijn. Door te proberen niet deel te nemen -maar ook door te proberen ze op te blazen- aan het proces van productie/consumptie, aan de logica van de winst, aan de relaties van commercie en arbeid, willen we deze geest terugbrengen, welbegrepen dat een radicale boodschap gedragen moet worden in een vorm van verspreiding van hetzelfde niveau.
We kunnen begrijpen dat er projecten voor de uitgave en verspreiding van anarchistische boeken zijn waarvan sommigen willen leven. We kunnen deze projecten, gezien en geleefd, gedeeltelijk begrijpen als een bescheiden manier om zijn brood te verdienen, in een wereld waar loonarbeid en de levensmogelijkheden binnen de lijnen van het systeem ons opgelegd worden. Maar we moeten ook in rekening brengen dat we andere levensvormen zoeken, waarin onze levens en onze strijden in totale verstrengeling met ons alledaagse leven zijn en ver verwijderd van de relaties van productie en consumptie; en dat past niet in de idee van te werken in wat voor ons een extra hulpmiddel in de strijd is, een extra wapen in deze sociale oorlog.
Onder onze doelen bevindt zich de verspreiding -het meest toegankelijk en breed mogelijk- van ideeën, voorstellen, hypotheses, interpretaties vanuit een radicaal standpunt. En we denken dat dat moet gebeuren vanuit een breuk, de meest radicaal mogelijke, met de vormen die het kapitalisme ons aanbiedt om deze taak te volbrengen. Het is daarom dat het ons belangrijk lijkt om de commerciële verspreding die de prijzen opdrijft, de logica om boeken 10 keer duurder te verkopen dan hun aanmaakprijs, de verering van de grote boekhandels, het gebruik van controle- en nummeringscodes -of ze nu een commercieel of classeringsdoel (barcodes, ISBN enz.) hebben-, de auteursrechten (en alle “copy machines“), enzovoort, te weigeren. Wij denken dat het nodig is om meer directe manieren van verspreiding via distro’s met revolutionair materiaal aan te moedigen, om projecten van anarchistische drukkerijen te ondersteunen, en om duidelijke te maken dat ons materiaal tot doel heeft om te leven en gereproduceerd te worden op de manier die het meest passend wordt geacht. Maar ook de autonomie van onze projecten in termen van vertalingen, nalezen van teksten, de opmaak, het grafische, verspreiding en -zo veel als mogelijk- het drukken aan te wakkeren; dat alles parallel -in de mate van het mogelijke- met de steun aan andere projecten zoals de sociale bibliotheken, bibliotheken voor gevangenen enz.
Misschien lijkt deze tekst vol pretentie voor sommigen terwijl ze voor anderen basisch lijkt. Maar voor ons is het belangrijk om ook daar over te praten wanneer we het hebben over boeken en hun subversief potentieel.
Bardo, augustus 2011
Aug 8, 2011 Comments Off on Langs breuklijnen
Er is iets vreemd gebeurd. Nog maar enkele jaren geleden gingen discussies over de mogelijke omverwerping van deze maatschappij, altijd gepaard met die ene opmerking. Alsof het nodig was om die ene premisse uit te spreken zodat we niet direct vastliepen in het onvermijdelijke cynisme. “Maar dat gaan we natuurlijk nooit zelf meemaken” of “Als dat er ooit van komt”. Dit nooit en ooit, de beide zijden van dezelfde fata morgana, hielden de anti-autoritaire beweging aan het infuus. Ze verhinderden ons bepaalde vragen op tafel te smijten. Ze legden ons onzichtbare limieten op aan onze activiteiten. En misschien terecht. Misschien konden we niet meer doen dan bepaalde ideeën en praktijken levend houden in de schaduw van de maatschappij, in de marge van de politieke protestbewegingen. Misschien heeft de (repressieve en ideologische) reactie op de strijden van de jaren ’70 en ’80 ons twee decennia lang overdonderd. De maatschappij van de jaren ’90 en ’00 liet ons weinig ademruimte over. Hoe het ook zij, er is iets veranderd. Ondanks mijn jonge jaren, leeft in mij de gedachte dat de “sociale omstandigheden” niet meer dezelfde zijn. Dat ook een “anarchistisch persfectief” niet meer hetzelfde kan zijn en dat er al verschillende experimenten zijn die de nieuwe mogelijkheden aftasten. Ik schrijf “ondanks”, misschien is het juist dankzij mijn jonge jaren dat ik overal verandering wil zien. Over twintig jaar zal dan blijken dat de wereld nog altijd doordraait en dezelfde autoritaire mechanismes van uitbuiting en onderdrukking hun werk doen mits enkele kleine aanpassingen en oplapwerken hier en daar. Maar laat het dan zijn omdat ons enthousiasme het niet gehaald heeft tegenover de conservatieve maatschappij. En laat het niet zijn omdat we zwegen wanneer we moesten spreken, dat we fluisterenden wanneer we moesten schreeuwen. Laat het niet zijn omdat we met lege handen stonden, als een bedelaar langs de weg voor een kruimel protest terwijl de Vooruitgang voorbij trok. Terwijl we de stok hadden kunnen oprapen waarmee we deze macabere karavaan op z’n minst even tot stilstand hadden kunnen brengen.
Om onze woede op papier te zetten en onze verlangens onder woorden te brengen, grijpen we regelmatig terug naar geschriften die dateren van lang voor onze eigen geboorte. Deze anarchistische pamfletten uit oude tijden krijgen wel eens het verwijt gedateerd te zijn. Laat nu net dat hun sterkte zijn. In plaats van een toepassing van een steriel model te zijn, een reproductie om het eigen gelijk te bewijzen, situeren zij zich op het scherpst van de snede tussen de totale kritiek en de aanwezigheid in de specifieke omstandigheden. Niettemin moeten we in staat zijn om de hedendaagse specifieke omstandigheden te begrijpen. In de sociale situatie zien we vandaag dat na de neoliberale, ideologische aanval op de welvaartstaat in de jaren ’90, men nu met de economische crisis (pervers getriggerd door de neoliberale ideologie) als stok achter de deur begonnen is aan de feitelijke afbraak van de sociaal-democratie. Onderwijs, gezondheidszorg, cultuur, openbaar vervoer, stadsplanning moeten nu eerder dan hun electorale meerwaarde, hun economische meerwaarde bewijzen. Op alle vlakken moet bespaard worden, enkel het repressie-apparaat blijft buiten schot (al worden ook de gevangenissen en de bewakingssector deels geprivatiseerd). Op hetzelfde moment komen de Europese heersers Merkel, Sarkozy en Cameron ons vertellen dat de multiculturele samenleving gefaald heeft. Kortom het is gedaan met de zachte integratie, de sociale hervormingen en subsidies, de verdeling van machtspostjes onder de leiders van sociale bewegingen en gemeenschappen. De sociale vrede zal ons vaker met de harde hand opgelegd worden terwijl er meer mensen uit de boot vallen. Tegenover de vaststelling dat armoede toeneemt of zich bestendigt (er geen perspectief meer is op sociale opwaartse mobiliteit), dat sommige groepen niet welkom lijken in deze maatschappij, dat enkel (degelijk) betaald werk toegang geeft tot sociale integratie, dat de gevangenis een plaats wordt waar velen met zekerheid verschillende keren in hun leven zullen passeren, zijn de straatconflicten tussen de ordehandhavers en jongeren een constante geworden.
De opstanden van Noord-Afrika en haar revolutionaire onderstroom vinden ook weerklank aan de andere kant van Middellandse Zee. De meest gemediatiseerde echo is zoals vaker waarschijnlijk de minst interessante. De pleinbezettingen in Spanje (en andere landen) en de oproepen van “echte democratie” lijken vaak niet meer dan wanhoopsdaden van een links kiespubliek dat verward is sinds de sociaal-democratische partijen zelf het sociaal-democratische project begraven hebben. Hoewel het mij sympathiek lijkt dat mensen de plaats en de tijd nemen om dan niet alles maar toch veel in vraag te stellen. Maar het zou naïef zijn om daar bij te blijven; het pacifisme en de consensus van algemene vergaderingen nemen al veel ruimte en tijd weg. Er zijn er die zelfs durven te beweren dat de opstanden in de Arabische wereld pacifistisch waren en zich via internet organiseerden. De Westerse media had voor evidente redenen natuurlijk alle aandacht voor het Tahrirplein, maar iets zegt me dat het toch vooral de steden en dorpen waar alle officiële machtsinstellingen (partijkantoren, overheidsgebouwen, politiecommissariaten) aangevallen en afgebrand werden die de regimes op de knieën hebben gedwongen. En wie Twitter heeft proberen volgen tijdens de opstand in Egypte viel omver van de saaiheid en de eindeloze reproductie van de nieuwsberichten van Al-Jazeera (die dan weer vooral op het Tahrirplein stonden).
Los van de limieten van de onrust die heerst, zijn er enkele bemoedigende constanten. Het grote stilzwijgen van zowel Griekenland tijdens december 2008, de Franse banlieus in 2005 en andere sociale conflicten tegenover de Staat. Er worden geen eisen geformuleerd, geen vertegenwoordigers aangeduid of een dialoog aangegaan. De mogelijkheden van recuperatie worden daarmee serieus ingeperkt. Daarenboven toont de democratie zelf haar onwil om antwoorden buiten harde repressie te bieden. Zelfs tegenover de “Verontwaardigde” goede burgers regeerde de matrak. Waarschijnlijk kiest de Staat nu voor een scenario waarin ze de oorlog van allen tegen allen (of gemeenschap tegen gemeenschap) promoot. Een tendens die al aanwezig is en op andere continenten al in volle ontwikkeling is. In zo’n verhaal baseert de Staat haar eigen legitimiteit op de rol van scheidsrechter (en niet noodzakelijk een neutrale).
Laat mij duidelijk stellen dat ik niet op zoek ga naar dé formule die toepasbaar is op de sociale context en onvermijdelijk tot de oplossing voor alle problemen leidt. Noch dat de specifieke context overal gelijk is. Met enige geamuseerdheid maar ook met een dosis verontwaardiging, hebben we kunnen vaststellen dat de illussie van het historische determinisme nog altijd doorleeft. En dat haar profetische woorden nog altijd velen in de ban kunnen houden. Er zijn er die de opstand of burgeroorlog hebben voorspeld en er tegelijk op wezen dat ze al aanwezig is. Er zijn er die de mond vol hebben over de multitude of basisdemocratie zowel in zijn als worden. Het kapitalisme zou ons zo dienstbaar zijn geweest om de basis te creëren voor haar eigen negatie. We zouden haar enkel nog van ons af moeten schudden en dit door een soort van vorming van zelfbewustzijn, een politiek project. Ik begrijp dat allerhande marxisten (post-, neo-, accollieten van de jonge Marx, of van de Marx van het pamflet over de Parijse Commune, etc.) danig in de war zijn geraakt nadat is gebleken dat de revolutionaire subjecten zich transformeerden in de doelgroepen van cliëntelisme en sociaal-democratische hervormingen. Sommigen zijn misschien uit meer pragmatische redenen van jas veranderd (repressieve druk, de wortel van de academische carrière, de lege ledenlijsten..). In ieder geval heeft een deel onder hen de dialectiek overboord gegooid. Ze omarmen nu het immanisme. Hetzelfde filosofische spelletje waarmee ook het christendom zich heeft proberen te vernieuwen. Eénmaal het duidelijk was voor iedereen dat er geen God boven ons staat die ons kan straffen en belonen, en dat leven zonder God best mogelijk is hebben ze ons verteld dat God overal aanwezig is (en dan toch vooral in de ‘goede’ dingen) en dat we God niet moeten zien als een almachtige (en dus rechtvaardig of onrechtvaardig) figuur boven de aarde (nochtans waren zij het die dat eeuwenlang beweerd hadden). Aldus is het Communisme niet langer het resultaat van een gewelddadige, politieke gebeurtenis; de Revolutie. Maar is ze al aanwezig en moeten we haar enkel tot haar volle bewustzijn brengen. Op die manier verdwijnt ook het meest interessante aspect van de dialectiek, namelijk de breuk. Dat moment waarop het duidelijk wordt wie deel uitmaakt van de revolutionaire kracht en wie zijn belang ziet in een behoud van de huidige maatschappij. In de marxistische versie is dat natuurlijk bepaald door de respectievelijke economische belangen en kan men niet echt spreken van een keuze (anders zouden het revolutionaire subject en de onvermijdelijkheid/determinisme op los zand komen te staan). Zonder de inhoudelijke breuk kan zowel de multitude als de burgeroorlog ons niet verzekeren dat ze geen verderzetting zijn van het kapitalistische project, dat ze niet gewoon nieuwe verschijningsvormen zijn van autoritaire mechanismes. We moeten kunnen erkennen dat sinds het ontstaan van het kapitalisme en de Staat beide redelijk succesvol zijn geweest in het verstikken van verzet door zich telkens heruit te vinden. Door recuperatie en repressie (en indien nodig een deel van zichzelf op te offeren) hebben ze zich kunnen aanpassen en levend houden. En het is juist omdat ze geen parasitair lichaam zijn maar doorgedrongen is in alle sociale relaties, dat ze daarin succesvol is geweest. Daarom dat de (individuele) opstand zo noodzakelijk is samen met de kritiek van alle autoriteit en de wil om andere sociale relaties aan te gaan. Op zo veel mogelijke momenten moeten we die breuk affirmeren om te vermijden dat we zowel als individuen als in onze strijd, ons laten meesleuren in autoritaire machinaties.
De democratie is niet langer het einde van de horizon, ze is niet langer een vanzelfsprekendheid. De sociale vrede is alsmaar duidelijker een opgelegde vrede langs de chantage van werk (en de toegang tot geld om te overleven en te “leven”/consumeren) en de repressie. Het volstaat niet langer om barsten in de muur van de sociale vrede te willen slaan. Ik denk dat vandaag de inzet hoger is. De sociale vrede begint al vele barsten en gaten te vertonen. Er sluipt een onvrede en woede rond. En de religieuze en nationalistische predikers staan klaar om te recruteren. Wij moeten klaar staan om te tonen dat solidariteit, zelforganisatie en directe actie ons kunnen versterken. Dat dat levende ideeën zijn die ons kracht kunnen geven tegen de leegte van het kapitalistische bestaan. Wij moeten ook in staat zijn om banden te leggen tussen groepen die sociaal en/of geografisch gescheiden zijn. We moeten een creativiteit van daden ontwikkelen om de macht in al haar vormen aan te vallen en vooral om de conflicten van hun traditionele territoria weg te halen en er een grotere dimensie aan te geven. Vandaag kunnen we zeggen “Wij willen revolutie” omdat dat geen leeg woord is, maar iets waar we elke dag terug meer betekenis aan geven.
Aug 8, 2011 Comments Off on In de kooien van de dogma’s…
Het was niet enkel de sociale pacificatie die onze revolutionaire verbeelding gedurende jaren en jaren in een dwangbuis gestoken heeft. Het was niet enkel de wereld van macht en geld die onze wildste en eigenzinnigste dromen verstikte en inruilde voor het koopwaar dat onmiddellijk te consumeren valt. Het was niet enkel het grote praatcafé van de democratische opinies dat onze ideeën belette om te groeien en zich te verspreiden. Net als het bijlange niet enkel de reactionaire wendingen overal om ons heen was die onze monden muilkorfden en ons onze diepste woorden, gedachten en verlangens deed inslikken.
Het zijn evenzeer de doctrines uit onze eigenste beweging die jarenlang onze handen aan elkaar gebonden hebben, een prop in onze mond geduwd hebben, als een blok aan ons been waren. We hebben te lang geloofd dat “propaganda” iets slechts was, omdat we niet wouden lijken op Stalin, of op Hitler. We hebben te lang geloofd dat we onze ideeën niet mochten verspreiden, omdat we schrik hadden om op missionarissen te lijken. Net als er water in de anti-autoritaire wijn gegoten werd, om niemand te willen bruskeren. Te lang, veel te lang, hebben we onszelf een blinddoek omgedaan en geloofd dat onze ideeën niet toegankelijk, niet begrijpbaar zijn voor “de massa”. We waren vergeten dat ons bevrijdend pad begonnen was vanuit ons individueel verlangen naar vrijheid en experiment, en dat de confrontatie met anti-autoritaire gedachten ons een dikke duw in de rug gegeven hebben. Opgesloten in onze ghetto’s, met de gedachte dat we o zo oneindig anders waren dan al de rest. Dat de sporen van deze ghetto’s nog aanwezig zijn in een jonge beweging die zichzelf eruit vrijgebroken heeft, is niet verwonderlijk. Niet verwonderlijk, maar wel storend. Ze beletten onze trots tot volle bloei te laten komen, onze trots te steunen op anti-autoritaire ideëen, als anarchisten in de volle zon, in de wereld. De ghetto’s hebben ervoor gezorgd dat we niet meer konden uitdrukken wat er in ons zit, dat we onszelf als marginaal beschouwden. Binnen de ghetto’s werd het ons verboden na te denken, want dat was iets voor intellectuelen. Het werd ons verboden om te schrijven, want dat deden alleen universitairen. En zo leerden we al naargelang met wie we spraken andere woorden in de mond te nemen, draaiend met de wind, steeds maar draaiend met de wind.
Voor allen die ’s nachts fantaseerden over revolutie, was het moeilijk om deze droom in leven te houden. Want de wereld rondom ons werd steeds totalitairder. Kameraden zeiden dat we onze jeugdige dromen moesten begraven, omdat het toch allemaal geen zin had. Verlangen naar revolutie, zo werd gezegd, dat was niets meer dan wachten op de grote avond. Spreken over een verlangen naar revolutie mocht ook al niet, want dat was mensen een fata morgana voorspiegelen, dat was als schreeuwerige zakjes lucht verkopen. Sommige kameraden beslisten dat ze niet wouden wachten, maar vergaten dat dat niet betekende dat we onze revolutionaire droom moesten opbergen. Het handelen in het nu wordt soms beperkt tot het plukken van de dag point bar. Terwijl het carpe diem niet moet betekenen dat er geen toekomst is. Dat het veroveren van het nu juist de enige weg is naar een vrije toekomst. En dat we het daarvoor doen.
En zo werden er zaken dichtgemetseld in ons hoofd. Begonnen we te geloven dat we geen voorstellen mochten doen aan de anderen, de mensen die niet tot onze club behoorden. Want we wouden geen politiekers zijn, geen autoritairen. We wisten dat de zelf-organisatie ons nauw aan het hart lag, maar wilden anderen niet verrijken met onze ervaringen, preuts als we waren. En vergaten dat er misschien ook anderen zijn die ons zouden kunnen verrijken. Uit angst om iets zijn wat we niet wilden zijn (en sowieso niet zijn), hebben we muren gebouwd rondom onze voeten.
Dogma na dogma kwam daar ook nog eens het dogma bij dat we niet te enthousiast moesten zijn bij het horen van nieuws over revoltes, want we moesten allemaal beseffen of zelfs op de voorgrond plaatsen dat dat geen anarchistische revoltes waren. We zijn geen supporters van de massa, wachten niet om te strijden tot we met genoeg zouden zijn, houden meer van individuele gedeelde parcours dan anonieme collectiviteit, meer van de ontwikkeling van bevrijdende ideëen dan de uitdeinende vaagheid die een ideale voedingsbodem voor nieuwe leiders is, maar… Een grote groep mensen is niet noodzakelijk een massa, en kan even goed een groep van individuen zijn. Een revolte negatief kwalificeren omdat het een groep van mensen betreft, raakt kant nog wal. Haar actoren telkens opnieuw vanop een afstand meten aan de anarchistische maatstafen maakt het anarchisme tot niets meer dan een zagerige en paralysrende opinie, ontdoet haar van de levendigheid van de strijd.
Tot slot passeerde de solidariteit de revue: in plaats van een poging te doen om haar haar revolutionaire inhoud terug te geven, kreeg ze de stempel van activisme op zich gedrukt.
… helpt de wind van de opstand ons vrij te breken…
Vandaag zijn er zaken aan de gang die iets wakker maken in het diepste van ons. In velen van ons tintelt daar die oude droom: vechten voor de vrijheid. Half naakt, maar ieder met zijn bagage aan ervaringen, proberen we na te denken over opstand, en revolutie. Er zijn er velen die zeggen dat het ons niets aangaat, dat er in Noord-Afrika oproer ontketend worden, net als in het Midden-Oosten. Waarom zouden we ons bezig houden met zaken die op andere continenten gebeuren? Laat ons dan eerst en vooral duidelijk stellen dat het niet slechts over zaken gaat, maar over volksopstanden, over mensen die zich organiseren, die zich richten tegen de macht, tegen hun jarenlange onderdrukking. Als we ons als anarchisten hier niet in kunnen herkennen, dan kunnen we onszelf liever de vraag stellen waar onze strijdlust naartoe is, uitgedroogd. Ten tweede zijn wij internationalisten, laat ons de grenzen die het immers stijgende nationalisme ook in onze hoofden heeft gekerfd er terug uitrukken. Bovendien hebben deze opstanden een magisch karakter ook voor ons, hier en nu. Deze opstanden hebben de denkbaarheid van de opstand wakker geschud. Deze moedige mensen aan de andere kant van de middellandse zee en elders hebben ons geholpen de muren van onze horizon af te breken, en samen met ons vele anderen. In de straten van de stad waarin we wonen, vindt het woord revolutie een ongekende echo. Tot slot is er niemand die kan ontkennen dat de situatie ginder niet in rechtstreekse verbinding staat met onze situatie. Niet alleen zijn de politiekers en kapitalisten van overal de leiders overal en is onze situatie verbonden met die van eender welke plek in de wereld. Neen, het is bijvoorbeeld ook zo dat de opstanden in Noord-Afrika er voor een tijd in geslaagd zijn de poorten van Ford Europa open te rammen. Met het verdwijnen van Ben Ali en Moubarak, met het bedreigen van Khadafi’s macht, is de autoriteit die Europa hielp met het bewaken van haar hemelse poorten verdwenen, voor hoe lang het mag duren. Lampedusa stroomt vol, Berlusconi deelt tijdelijk visa’s uit, Frankrijk houdt treinen tegen aan de grens, in Parijs bezetten Tunesiërs een gebouw, België wil verscherpte grenscontroles, ga zo maar door. De situatie in onze landen verandert de facto door de opstanden ginder.
Tegelijkertijd broeit er al een tijd wat op het Europese continent. Protesten tegen de besparingsmaatregelen, de finale ontmanteling van de sociale welvaartstaat zoals wij die gekend hebben. Van Portugal, over Frankrijk, Engeland, Kroatië, Servië, Albanië, Griekenland. Overal in Europa zijn er velen die datgene waarin ze hen hebben doen geloven (hard werken, consumeren en sparen en dan op pensioen, verdiende rust) zien verdwijnen als sneeuw voor de zon verdwijnen. We zouden rampspoed kunnen lezen, en ervan uitgaan dat dit historische moment zal uitmonden in excessen van de overal aanwezige vreemdelingenhaat. Pogroms, massale deportatie, wie weet wat nog. Maar er bestaat ook een kans dat de recente opstanden iets anders kunnen doen leven. Iets anders dan protectionisme en racisme. Kunnen al deze broeiende en potentiëel explosieve situaties elkaar kruisbestuiven?
Een ander doemscenario is hetgeen al jarenlang aan de gang is: het bouwen van nieuwe gevangenissen en deportatiekampen overal. Het zaaien van camera’s overal. De uitbreiding van de controle en het repressieapparaat overal. Het binnendringen van de controletechnologieën in het geheel van “het sociale leven”. Een antwoord van de staten op opstand is uiteraard: repressie. Maar op het moment van de opstand is zoveel mogelijk, dat hebben de duizenden ontsnapte gevangenen van de laatste maanden bewezen, net als het bijzonder gemakkelijk is om tijdens een opstand de repressieve infrastructuur van de vijand uit te schakelen. Ze experimenteren met middelen om de metropolen onder controle te houden, maar wat wanneer hun cameranetwerk niet meer functioneert? Er is geen enkele metropool waar de flikken geliefd zijn, er is geen enkele metropool waarvan je kan zeggen dat ze volledig onder controle van de staat is.
… en de inhoud terug te geven aan onze praktijken…
Er waren tijden waarin bepaalde woorden en praktijken niet los te koppelen waren van hun revolutionaire inhoud. Het leek eenvoudig om over de wereld te praten, met behulp van de anarchistische ideëen.
Er waren tijden waarin de anti-autoritaire ideeën en praktijken die gericht waren op het verwezenlijken van deze ideeën levend waren.
Zo kunnen vandaag mensen de solidariteit met opstanden en gevangen kameraden beschouwen als een activisme, terwijl de solidariteit essentieel is voor elke opstand en revolutie, en dus ook voor elk revolutionair project. Wanneer opstandelingen in de ene stad op straat komen in solidariteit met de andere stad, dan hebben we geen twijfels nodig. Dit is een integraal onderdeel van de revolutionaire praktijk.
Vandaag verzanden we echter vaak in een eindeloze beschrijving van de alle lelijkheid in de wereld. We spelen terecht in op bijvoorbeeld een flikkenmoord, maar verder dan dat we tegen de gevangenis zijn, tegen flikken en de staat komt het vaak niet. We delen de basis van onze wil tot handelen niet met andere mensen, ons verlangen naar een wereld zonder autoriteit. In de stad waarin wij wonen bijvoorbeeld houdt er bijna niemand van de politie, noch van de gevangenis. Herhalen dat we tegen de gevangenis zijn, zal ons in dit geval niet veel verder brengen. We hebben meer te zeggen, veel meer.
Net als een groot deel van het gelaat van de staatsvijand vandaag voor velen herkenbaar is, wij kunnen ook over andere zaken praten. Zaken die de ondermijning van deze maatschappij stimuleren.
… in een strijd gewapend met een revolutionair perspectief…
Wat hebben wij nodig voor een opstand of een revolutie? Wat moeten wij ons toe-eigenen, en welke toe-eigening kunnen wij bij anderen stimuleren? Hoe kunnen wij de revolutionaire inbeelding aanwakkeren? Hoe kunnen we de anti-autoritaire ideeën en praktijken in denkbaar en levend maken? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat wij vanuit een sterke basis handelen, een basis van kwaliteit, eerder dan kwantiteit. Hoe kunnen wij de conflictualiteit aanzwengelen en vermengen met onze ideeën? Hoe kunnen we de zelf-organisatie met affiniteit stimuleren en de solidariteit aanwakkeren? Hoe kunnen we de grenzen achter ons laten en internationalisten worden? Wat met terreinkennis? Kunnen we ook experimenteren met andere manieren om te strijden dan de specifieke strijd? Hoe kan de specifieke strijd in kruisbestuiving staan met de conflictualiteit die zich buiten dat specifiek terrein ontwikkelt? Kunnen wij de momenten waarop de lijnen duidelijk worden stimuleren en ontwikkelen, de lijnen tussen zij die voor de autoriteit vechten, en zij die ertegen strijden?
Een project met een revolutionair perspectief is niet gericht op overwinningen, maar is een permanent gebeuren. Dit betekent is geen geval dat de actoren als kippen zonder kop zijn. Het nadenken over het waar, wanneer en hoe moet en mag niet in de kast van de “pure theorie” opgeborgen worden. Maar het groeien van de anti-autoritaire ideeën en praktijken, een boulversering van de maatschappij en de relaties waaruit ze is opgebouwd, dat is waar we heen willen.
De concrete invulling van een strijd met dit perspectief varieert van context tot context. De bewuste aanwending van middelen hangt af van de smaak van kameraden, net als van de context waarin zij ageren. Velen hebben zich vele middelen toegeëigend, het is aan ons om na te denken hoe we deze willen aanwenden.
We merken al dat het woord revolutie in vele monden uitdrukking vindt, en de inhoud van hun revolutie schrikt ons vaak af (de indignées en hun ontembaar recuperatievermogen komen er langs onze oren uit). Als wij het hebben over revolutie, kunnen wij dit niet loskoppelen van de ideeën die ons hiertoe inspireren. Revolutie zonder inhoud is een gevaarlijk omhulsel, maar dit wil geenszinds zeggen dat dit ons zou beletten om de huidge uitdagingen aan te gaan. Die uitdagingen, die zijn daar. Ze ontplooien zich als bloemen voor onze ogen. We zullen geen water is onze wijn doen, maar het besef dat de zaken niet zwart noch wit zijn (er zijn weinig anarchisten, maar wel veel mensen die verlangen naar vrijheid en die genoeg hebben van dit rampzalig bestaan) stelt ons in staat om te proberen, te ontdekken. Wij hebben wel degelijk iets te bieden. Jaren van strijdervaringen (zij het in kraakbewegingen of in specifieke strijden bijvoorbeeld tegen de deportatiekampen), van experimenteren met middelen, van steeds op zoek gaan naar nieuwe mogelijkheden, invalshoeken, van de ontwikkeling van affiniteiten en ideeën,… Dit is niet bedoelt als een bewierroking van onszelf, maar hoe komt het dat elke keer wanneer er mensen op straat ons vragen “Wat kunnen we doen?”, wij daar staan met onze mond vol tanden. Wij, die geobsedeerd zijn door de vraag wat wij kunnen doen, zijn niet in staat op deze vraag in te gaan…
Vanuit het diepste verlangen, een wereld van vrijheid
Aug 8, 2011 Comments Off on Het oude verhaal van het internationalisme
Een vlugge blik op het tijdperk van de eerste Internationale en de revolutionaire broederschappen die toenertijd over de grenzen heen een permanente opstandige spanning wisten te stimuleren en te doen leven, zegt veel over de paradoxale situatie die we vandaag leven. Nog nooit waren er zo veel transport-, reis- en communicatiemogelijkheden, nog nooit kwamen de omstandigheden in verschillende landen dermate overeen en evenwel lijkt het alsof wij, anarchisten en revolutionairen, vandaag de dag nog nooit zo hard hebben vastgehangen aan de statelijke grenzen. Paradoxaal genoeg lijkt de globalisering van de overheersing gepaard te gaan met een de-internationalisering van haar verklaarde vijanden.
Niet dat alle restjes van het oude verhaal van het internationalisme werden weggevaagd, maar laten we het eerlijk toegeven, de situatie is lamlendig. Voorbij wat solidaire schouderklopjes hier en daar en in het allerbeste geval een delen van ervaringen en projectualiteiten, wordt er niet echt geraakt. Het volstaat om een blik te werpen op het ronduit beschamende gebrek aan perspectieven rondom de opstanden aan de overkant van de Middellandse Zee (of, zo je wil, rondom de revolte van december 2008 in Griekenland) om ons daar terdege bewust van te worden.
Het feit dat de overheersing de communicatie tot koopwaar heeft gemaakt, tot instrument van afstomping en vervreemding, heeft ook de droom van het revolutionaire internationalisme aangetast. Vandaag lijkt het wel alsof het enige internationalisme binnen anarchistische kringen terug te vinden valt op het wereldwijde web van verbreiding van passiviteit, met haar eindeloze stroom aan onbegrijpelijke (want losgekoppeld van de context en alle leven), ontastbare (want bestemd voor loutere consumptie voor het scherm) en vervliegende (want verdronken in een waar databombardement) informatie. Ook de hele beleving van tijd en ruimte is diepgaand veranderd. Wat vandaag nog nieuws was, is morgen al vergeten. En hoe sneller het ginder naar hier komt doorheen de informatiekanalen, hoe minder het hier lijkt te kunnen dialogeren met het ginder. Het lijdt geen twijfel dat eender welk hernieuwd perspectief van internationalisme zonder uitstel ook een nieuwe ervaring en opvatting van tijd en ruimte moet ontwikkelen. Zoniet is zij gedoemd om slechts te gedijen in het tijds- en ruimtekader van de overheersing. We zouden zelfs een parallel kunnen trekken met de oude Internationale: in die tijd waren de natie-staten in volle groei en was de creatie van een internationale ruimte reeds op zich een breuk met de overheersing.
Op welke manieren zou het internationalisme, de internationale revolutionaire solidariteit, terug een kracht kunnen worden en haar huidige technologische en activistische verminking achter zich laten? Tenzij men gelooft dat hoe meer de overheersing zich als universeel nestelt, hoe meer haar tegenstanders zich moesten nestelen in lokale micro-cosmossen, is dit een kwestie die opnieuw op tafel moet gelegd worden.
Ook in een niet zo ver verleden ondernamen anarchisten een poging om te komen tot een nieuwe soort van Internationale, een project dat klaarblijkelijk vroegtijdig op de klippen liep. Volgens ons begint de herwaarding van het internationalisme niet met de één of andere vorming van een formele organisatie (hoe informeel die zichzelf ook mag verklaren), maar doorheen de bewuste vermenigvuldiging van gelegenheden, zowel tot discussie als tot strijd. Niet alleen weten we allemaal hoe belangrijk en stimulerend het uitwisselen van strijdervaringen kan zijn. Als het waar is dat de sociale instabiliteit in de komende tijden alleen maar zal toenemen, en als het waar is dat de periode van dertigjarige vrede op het Europese continent op haar laatste beentjes loopt, dan lijdt het geen twijfel dat de ontwikkeling van hypotheses terug aan de orde van de dag is. Als je er de teksten die circuleerden binnen de antiautoritaire broederschappen ten tijde van de Internationale op naleest, zou je bijna van een obsessie met hypotheses kunnen spreken, een permanent theoretisch en praktisch aftasten van de sociale horizon naar gelegenheden om het vuur aan de lont te leggen en de opstand voor te bereiden. Vandaag spreekt niet alleen hun revolutionair elan, hun ontembaar enthousiasme nog tot ons, maar ook hun moed om het mis te durven hebben, om te verliezen, om een nederlaag te lijden (of eerder, een reeks van nederlagen). Wie vandaag niet bereid is om met zijn hoofd tegen de muur te botsen, een altijd mogelijke consequentie van de wil om de utopie binnen te loodsen in de schoot van de botsing, kan zich maar beter toeleggen op de loutere contemplatie van de gebeurtenissen. Want de complexiteit van de komende conflicten; de spanning, zoals sommigen beschreven, tussen de sociale oorlog en de burgeroorlog; het verlies van taal om ideeën en dromen over te brengen; de diepgaande en onmiskenbare verminking van de individuen, zijn geen simpele voorspellingen, het zijn nu feiten. Aan ons om terug de moed te vinden om te dromen, om te durven deze dromen te verwezenlijken in de uitwerking van revolutionaire en insurrectionele hypotheses, of die nu vertrekken vanuit een situatie die op ontploffen staat, vanuit een specifieke strijd die tot haar consequentie van aanval wordt gevoerd, vanuit een moedige poging om in opstand te komen tegenover de opmars van de slachting en de burgeroorlog,…
Misschien zou een voorbeeld verduidelijking bieden. De opstanden aan de overkant van de Middellandse Zee hebben tijdelijk de poorten van Europa opengebeukt. Tienduizenden mensen trokken illegaal de grenzen over en velen daarvan hadden nog de zoete smaak van de revolte op hun tong liggen. Tegenover die situatie, die volkomen nieuw is en onvoorspelbaar was, volstaat het niet om onze beproefde receptjes over strijd tegen de gesloten centra, tegen de grenzen uit de kast te halen. Gewapend met de strijdervaringen die we reeds hebben, hadden we misschien reëel en concreet kunnen nadenken over een hypothese die, doorheen die tienduizenden mensen, de opstand ook werkelijk op het Europese continent had kunnen brengen. Hetzelfde gaat trouwens ook op voor de periode van de opstanden in Tunesië, Egypte,… zelf: welke initiatieven hadden we kunnen nemen om de fakkel van de opstand ook hier te ontsteken, of hoe, vanuit een meer bescheiden opzet, hadden we de revoltes daar kunnen verdedigen en ondersteunen? Waarom hebben we, voorbij het symbolische, niet daadwerkelijk en definitief de ambassades van die landen bezet en de ambassadeurs verjaagt die zoals vooral in het geval van Libië, regelrecht huurlingen aan het recruteren waren om in eigen tuin opstandelingen te gaan afslachten? Ik veronderstel dat hiermee onmiddellijk duidelijk wordt dat een internationalistische benadering van mogelijke hypotheses onontbeerlijk is.
Laten we de kwestie misschien ook op een andere manier benaderen. Hoe vaak zijn we in specifieke strijden niet op momenten gebotst waarop het simpelweg ontbrak aan voldoende kameraden (zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht) om te proberen wat mogelijk scheen? ? We moeten onszelf ook geen blaasjes wijsmaken, in de tijd van de hele reeks aan opstanden in Europa, waren daar nooit alleen maar de kameraden die er woonden! Hoe vaak zou de verstrakkende greep van de repressie tijdens een specifieke strijd (verhoogd toezicht op de betrokken kameraden, druk, inperking van de bewegingsruimte en ook de tijdsverspilling van het omgaan met de waakhonden van de staat) niet kunnen ontkracht worden door de komst en het tijdelijk verblijf van een aantal andere kameraden? Ik geloof dat we deze kwesties zonder a priori’s en angst zouden moeten onder ogen durven zien, en zoeken naar mogelijke pistes. Het is niet ondenkbaar om te experimenteren met internationale vormen van coördinatie zonder terug te grijpen naar formele verklaringen, officiële congressen of, wat ergens de andere kant van dezelfde munt is, aan een totale heimelijkheid die slechts de fantasmes van de internationale der onderzoeksrechters zou aanwakkeren. Misschien valt ook te overwegen hoe, bijvoorbeeld doorheen een regelmatig correspondentiebulletin, een eigen temporaliteit en een eigen ruimte zou kunnen ontwikkeld worden die niet langer afhankelijk is van de informatiekanalen die stinken naar de macht.
Er valt over deze kwestie ongetwijfeld veel meer te zeggen dan in deze tekst aangeraakt werd. Ik ben er mij van bewust dat deze tekst slechts enkele stenen in wat brak water werpt, maar hoop dat ze kunnen bijdragen tot een discussie die het aandurft om een aantal mogelijkheden open te breken.
Een reiziger