Een moeilijk onderwerp, ja. Een onderwerp dat snel een polemiek kan worden, al dan niet steriel. Maar dat is niet het doel. Het gaat evenmin over een existentiële vraagstelling, over een “Wie zijn wij”, over een “Wie ben ik”. Ik wil discussiëren over de anarchistische beweging zoals ik ze ken, dat wil zeggen de beweging van vandaag, hoewel ik me kan inbeelden dat deze mechanismes zich voordoen buiten onze tijd of zelfs buiten de anarchistische beweging. Er vallen veel dingen te zeggen, maar ik zou graag specifiek praten over de verhoudingen die de relaties binnen deze beweging sturen, tussen de ene en de andere, doorheen linguïstische en geografische barrières. Ik wil evenwel niet dat deze enkele lijnen worden opgevat voor wat ze niet zijn, waar ik hier over praat, gaat ook over mij, en de mechanismes die ik hier beschrijf, heb ik zelf geproduceerd en gereproduceerd. De goesting om deze lijnen te schrijven komt voort uit talrijke discussies met anarchisten van hier en elders, in verschillende contexten, die zelf ook de noodzakelijkheid voelen om deze vragen te stellen tussen ons, om er openlijk over te discussiëren in stukjes en beetjes. Natuurlijk pretendeer ik niet om deze kameraden te vertegenwoordigen, omdat ik in eerste plaats van mezelf vertrek.
Deze tekst is storend, ze geneert mij zelf. Ik hoop niettemin dat, door te discussiëren over taboes, dat ze niet zelf een taboe wordt, of materiaal tot zelfgeseling. Ik hoop ook dat, ter gelegenheid van deze bijeenkomsten rondom het subversieve boek, deze bijdrage de gelegenheid zal zijn om na te denken over deze vragen, die volgens mij onvermijdbaar zijn aan de ontwikkeling van onze ideeën et aan de ontmoeting met andere ongehoorzamen.
Ten eerste we moeten ons niets wijs maken, de anarchistische beweging is wel degelijk een beweging, of een mouvance, dat maakt niet uit. We kunnen wel, voor velen onder ons, de zaak van de individualiteit en de eigenheid van elk individu centraal stellen, dat zal nooit verhinderen dat dit geheel groter dan het individu zich inwisselt voor de individuele wil en voor de verlangens eigen aan eenieder binnen deze beweging. In realiteit heeft iedere sociale groep zijn grenzen, het is de conditie sine qua non van zijn ontwikkeling, van zijn eigen afbakening. Om ons te definiëren moeten we ook kijken naar wat we niet zijn en naar wat ons samen brengt. Vertrekkend van daar, wordt de originaliteit van de individuen en affiniteitsgroepen die zich uitdrukken, vaak genormaliseerd om te passen in een gietvorm, een soort van gemeenschappelijk bindmiddel. Wanneer de normalisatie niet werkt, zoals in elke sociale groep, blijft er enkel misprijzen of verbanning.
Op die manier komen automatismen tot stand en worden ze niet meer in vraag gesteld. “Het is nu eenmaal zo”, “het is niet het moment”, “het is altijd zo gegaan”. Deze mechanismes geven binnen de beweging, de macht aan een groep van bewakers van de heilige overbrenging, bewaarders van de juiste waarheid en in het algemeen weinig genegen aan het in vraag stellen ondanks de beschouwingen die in het leven opgemaakt moeten worden uit decennia van duidelijke mislukkingen. Ik zei wel degelijk macht, en ik zeg ook gedwongen centralisatie. Het werken volgens affiniteit, die ik onderschrijf, heeft het nadeel wanneer slecht gedoseerd, van te veel macht te geven aan de individuen die het meeste relaties bezitten, en soms een zekere ouderdom bezitten. Men moet via hen, hem of haar gaan om zich te organiseren, om andere anarchisten te ontmoeten, om alles.
We weten dat de macht op hetzelfde moment angstaanjagend en opwindend is, ze trekt aan en ze stoot af tegelijkertijd. Ik heb het niet over de institutionele macht maar over de relaties van macht tussen individuen. Wanneer men begint een beetje macht te verwerven, wil men altijd meer. Het schema is simpel en fundamenteel, en ze kan slechts in werking treden bij anarchisten wantrouwig voor deze zaken, vanaf het moment dat bewondering en “charisma” op het toneel verschijnen. Men gaat de activiteit van anarchisten in dit of dat land bewonderen om kwantitatieve of gewoonweg exotische redenen, men gaat zich opsluiten in het nastreven van modellen: “doen zoals in Griekenland” enz. Men gaat de taal en het charisma van die of deze kameraad bewonderen (jullie die deze tekst lezen kennen allemaal een kameraad die meer sociale waarde heeft binnen de beweging dan anderen). Daar worden relaties van macht geboren en worden klassen gecreëerd binnen de beweging, door middel van de retoriek, de charme, de politiek. Uiteindelijk wordt de beweging een plek bij voorkeur voor personen die exact weten wat ze willen maar die zich de artificiële dialoog, de invraagstelling en de discussie aanwenden om een opening voor te wenden die er in realiteit niet is, omdat eigenlijk “het zo is, en dat is alles”.
In de feiten creëren deze mechanismes leiders, die uitlopen op een lokale centralisatie van de activiteiten van de beweging. Diegene die zich afwendt van deze centraliteit moet op één of andere manier antwoorden op zijn eigen afwezigheid en een aannemelijke rechtvaardiging voorleggen voor zijn niet-akkoord zijn of zijn afwezigheid op die of deze hoeksteen van de beweging, of het nu gaat om een idee, of een plaats (een assemblee, een lokaal, een specifieke strijd). De vrijwillige niet-participatie aan deze heilige collectieve momenten moet gerechtvaardigd worden, en niet omgekeerd, op straffe van “arrogantie”. Aldus, zonder nood aan een erkende autoriteit, wordt de veelvoud aan ideeën van individuen beperkt tot de dimensies van een of meerdere “charismatische” kameraden. Zo’n mechanismes zijn onlosmakelijk verbonden met de verbanning; tegen diegenen die niet daar zijn waar men moet zijn, in die strijd, in die plaats, of die assemblee, die dus noodzakelijkerwijs “nietsnutten”, “je-m’en-foutisten”, “kleinburgers” enzovoort zijn. Zo werkt een vorm van controle niet ver verwijderd van die van het gerecht. Mechanismes die zich hebben voorgedaan in de recente strijden een beetje overal, van Val Susa tot de strijd van de Tunesische sans-papiers in Parijs of de strijd tegen de gevangenissen voor buitenlanders doorheen Europa, of ook de “internationale solidariteit” wanneer ze een chantage wordt.
Ik heb niet weinig kameraden gezien die loslieten, of simpelweg opgaven door deze mechanismes. Ik zie bij hen een zeker gebrek aan volharding, aan wil om zelf te creëren wat we willen zien leven, soms verwijt ik het hen. Maar ik kan niet helemaal hen verwijten om de armen te laten hangen, omdat vaak de kracht en de volharding aan de kant staan van diegenen die de macht bezitten, want sowieso hebben we dat nodig om het te verkrijgen en te onderhouden.
Eerlijk gezegd denk ik niet dat ik overdrijf als ik zeg dat ik hier praat over zaken die wij allemaal kennen binnen de beweging; de rollen, de vervloekte rollen. Op een of ander moment hebben we ons allemaal teruggevonden, opgesloten in rollen in onze groepen. De handige, de schrijver, de netwerker, de technieker, de theoreticus, de dwaas, de intelligente, de lay-out’er, de plakker, de tagger, de kamikaze, de paranoïde, de timide, de afwezige, de radikaal, de gematigde, de creatieveling, allen met een zeker mate van professionalisering. Wat er toe doet, is ermee te breken.
Ik wil niet de verschillen van eenieder ontkennen of afvlakken, elk individu wordt gedreven door verschillende tendenties, passies en smaken, maar één ding is zeker, men moet niet het monopolie van de gerespecteerde kenmerken overlaten aan één enkel of enkele individuen in een groep, want dat is de meeste zekere weg om een leider te creëren, soms zelfs zonder de instemming van die persoon. We weten het, we hebben het al gezegd en duizend keer herhaald, er zijn enkel meesters omdat er slaven zijn om hen te gehoorzamen.
We moeten dus wantrouwig zijn binnen groepen, zowel als in de relaties tussen groepen, tegenover alles dat toelaat dat “prestige” of “verdienste” plaats inneemt. De oudsten zijn niet het meest respectabel, de gevangenis maakt kameraden niet interessanter, de kwaliteit van een kameraad is niet meetbaar volgens het aantal gebroken ramen… Ze is ook niet anders meetbaar. Het prestige is de hiërarchie, en de hiërarchie is macht. Men moet geen schrik hebben om zijn vrees en zijn twijfels te uiten, men moet zich niet laten imponeren door dogma’s. Het is niet omdat een kameraad beter is in het uiten van zijn zekerheden dan een andere in het uiten van zijn twijfels dat die eerste de waarheid aan zijn kant heeft, allereerst omdat de waarheid niet bestaat, maar ook omdat de retoriek enkel voor diegene die ze beheerst de capaciteit om te overhalen en niet te overtuigen is.
Zij die het meer gewoon zijn om hun posities uiteen te zetten, en ik reken mezelf daar ook toe, hebben dus een verantwoordelijkheid als ze niet op zoek zijn naar een machtsgreep. Binnen de anarchistische beweging moeten de mechanismes van de intellectuele autoriteit bevochten worden zowel door diegenen die in staat zijn om ze te produceren als door diegenen die eerder in de positie zijn om ze te reproduceren.
Een anarchist zonder de gewoonte om zich te deconstrueren
Een moeilijk onderwerp, ja. Een onderwerp dat snel een polemiek kan worden, al dan niet steriel. Maar dat is niet het doel. Het gaat evenmin over een existentiële vraagstelling, over een “Wie zijn wij”, over een “Wie ben ik”. Ik wil discussiëren over de anarchistische beweging zoals ik ze ken, dat wil zeggen de beweging van vandaag, hoewel ik me kan inbeelden dat deze mechanismes zich voordoen buiten onze tijd of zelfs buiten de anarchistische beweging. Er vallen veel dingen te zeggen, maar ik zou graag specifiek praten over de verhoudingen die de relaties binnen deze beweging sturen, tussen de ene en de andere, doorheen linguïstische en geografische barrières. Ik wil evenwel niet dat deze enkele lijnen worden opgevat voor wat ze niet zijn, waar ik hier over praat, gaat ook over mij, en de mechanismes die ik hier beschrijf, heb ik zelf geproduceerd en gereproduceerd. De goesting om deze lijnen te schrijven komt voort uit talrijke discussies met anarchisten van hier en elders, in verschillende contexten, die zelf ook de noodzakelijkheid voelen om deze vragen te stellen tussen ons, om er openlijk over te discussiëren in stukjes en beetjes. Natuurlijk pretendeer ik niet om deze kameraden te vertegenwoordigen, omdat ik in eerste plaats van mezelf vertrek.
Deze tekst is storend, ze geneert mij zelf. Ik hoop niettemin dat, door te discussiëren over taboes, dat ze niet zelf een taboe wordt, of materiaal tot zelfgeseling. Ik hoop ook dat, ter gelegenheid van deze bijeenkomsten rondom het subversieve boek, deze bijdrage de gelegenheid zal zijn om na te denken over deze vragen, die volgens mij onvermijdbaar zijn aan de ontwikkeling van onze ideeën et aan de ontmoeting met andere ongehoorzamen.
Ten eerste we moeten ons niets wijs maken, de anarchistische beweging is wel degelijk een beweging, of een mouvance, dat maakt niet uit. We kunnen wel, voor velen onder ons, de zaak van de individualiteit en de eigenheid van elk individu centraal stellen, dat zal nooit verhinderen dat dit geheel groter dan het individu zich inwisselt voor de individuele wil en voor de verlangens eigen aan eenieder binnen deze beweging. In realiteit heeft iedere sociale groep zijn grenzen, het is de conditie sine qua non van zijn ontwikkeling, van zijn eigen afbakening. Om ons te definiëren moeten we ook kijken naar wat we niet zijn en naar wat ons samen brengt. Vertrekkend van daar, wordt de originaliteit van de individuen en affiniteitsgroepen die zich uitdrukken, vaak genormaliseerd om te passen in een gietvorm, een soort van gemeenschappelijk bindmiddel. Wanneer de normalisatie niet werkt, zoals in elke sociale groep, blijft er enkel misprijzen of verbanning.
Op die manier komen automatismen tot stand en worden ze niet meer in vraag gesteld. “Het is nu eenmaal zo”, “het is niet het moment”, “het is altijd zo gegaan”. Deze mechanismes geven binnen de beweging, de macht aan een groep van bewakers van de heilige overbrenging, bewaarders van de juiste waarheid en in het algemeen weinig genegen aan het in vraag stellen ondanks de beschouwingen die in het leven opgemaakt moeten worden uit decennia van duidelijke mislukkingen. Ik zei wel degelijk macht, en ik zeg ook gedwongen centralisatie. Het werken volgens affiniteit, die ik onderschrijf, heeft het nadeel wanneer slecht gedoseerd, van te veel macht te geven aan de individuen die het meeste relaties bezitten, en soms een zekere ouderdom bezitten. Men moet via hen, hem of haar gaan om zich te organiseren, om andere anarchisten te ontmoeten, om alles.
We weten dat de macht op hetzelfde moment angstaanjagend en opwindend is, ze trekt aan en ze stoot af tegelijkertijd. Ik heb het niet over de institutionele macht maar over de relaties van macht tussen individuen. Wanneer men begint een beetje macht te verwerven, wil men altijd meer. Het schema is simpel en fundamenteel, en ze kan slechts in werking treden bij anarchisten wantrouwig voor deze zaken, vanaf het moment dat bewondering en “charisma” op het toneel verschijnen. Men gaat de activiteit van anarchisten in dit of dat land bewonderen om kwantitatieve of gewoonweg exotische redenen, men gaat zich opsluiten in het nastreven van modellen: “doen zoals in Griekenland” enz. Men gaat de taal en het charisma van die of deze kameraad bewonderen (jullie die deze tekst lezen kennen allemaal een kameraad die meer sociale waarde heeft binnen de beweging dan anderen). Daar worden relaties van macht geboren en worden klassen gecreëerd binnen de beweging, door middel van de retoriek, de charme, de politiek. Uiteindelijk wordt de beweging een plek bij voorkeur voor personen die exact weten wat ze willen maar die zich de artificiële dialoog, de invraagstelling en de discussie aanwenden om een opening voor te wenden die er in realiteit niet is, omdat eigenlijk “het zo is, en dat is alles”.
In de feiten creëren deze mechanismes leiders, die uitlopen op een lokale centralisatie van de activiteiten van de beweging. Diegene die zich afwendt van deze centraliteit moet op één of andere manier antwoorden op zijn eigen afwezigheid en een aannemelijke rechtvaardiging voorleggen voor zijn niet-akkoord zijn of zijn afwezigheid op die of deze hoeksteen van de beweging, of het nu gaat om een idee, of een plaats (een assemblee, een lokaal, een specifieke strijd). De vrijwillige niet-participatie aan deze heilige collectieve momenten moet gerechtvaardigd worden, en niet omgekeerd, op straffe van “arrogantie”. Aldus, zonder nood aan een erkende autoriteit, wordt de veelvoud aan ideeën van individuen beperkt tot de dimensies van een of meerdere “charismatische” kameraden. Zo’n mechanismes zijn onlosmakelijk verbonden met de verbanning; tegen diegenen die niet daar zijn waar men moet zijn, in die strijd, in die plaats, of die assemblee, die dus noodzakelijkerwijs “nietsnutten”, “je-m’en-foutisten”, “kleinburgers” enzovoort zijn. Zo werkt een vorm van controle niet ver verwijderd van die van het gerecht. Mechanismes die zich hebben voorgedaan in de recente strijden een beetje overal, van Val Susa tot de strijd van de Tunesische sans-papiers in Parijs of de strijd tegen de gevangenissen voor buitenlanders doorheen Europa, of ook de “internationale solidariteit” wanneer ze een chantage wordt.
Ik heb niet weinig kameraden gezien die loslieten, of simpelweg opgaven door deze mechanismes. Ik zie bij hen een zeker gebrek aan volharding, aan wil om zelf te creëren wat we willen zien leven, soms verwijt ik het hen. Maar ik kan niet helemaal hen verwijten om de armen te laten hangen, omdat vaak de kracht en de volharding aan de kant staan van diegenen die de macht bezitten, want sowieso hebben we dat nodig om het te verkrijgen en te onderhouden.
Eerlijk gezegd denk ik niet dat ik overdrijf als ik zeg dat ik hier praat over zaken die wij allemaal kennen binnen de beweging; de rollen, de vervloekte rollen. Op een of ander moment hebben we ons allemaal teruggevonden, opgesloten in rollen in onze groepen. De handige, de schrijver, de netwerker, de technieker, de theoreticus, de dwaas, de intelligente, de lay-out’er, de plakker, de tagger, de kamikaze, de paranoïde, de timide, de afwezige, de radikaal, de gematigde, de creatieveling, allen met een zeker mate van professionalisering. Wat er toe doet, is ermee te breken.
Ik wil niet de verschillen van eenieder ontkennen of afvlakken, elk individu wordt gedreven door verschillende tendenties, passies en smaken, maar één ding is zeker, men moet niet het monopolie van de gerespecteerde kenmerken overlaten aan één enkel of enkele individuen in een groep, want dat is de meeste zekere weg om een leider te creëren, soms zelfs zonder de instemming van die persoon. We weten het, we hebben het al gezegd en duizend keer herhaald, er zijn enkel meesters omdat er slaven zijn om hen te gehoorzamen.
We moeten dus wantrouwig zijn binnen groepen, zowel als in de relaties tussen groepen, tegenover alles dat toelaat dat “prestige” of “verdienste” plaats inneemt. De oudsten zijn niet het meest respectabel, de gevangenis maakt kameraden niet interessanter, de kwaliteit van een kameraad is niet meetbaar volgens het aantal gebroken ramen… Ze is ook niet anders meetbaar. Het prestige is de hiërarchie, en de hiërarchie is macht. Men moet geen schrik hebben om zijn vrees en zijn twijfels te uiten, men moet zich niet laten imponeren door dogma’s. Het is niet omdat een kameraad beter is in het uiten van zijn zekerheden dan een andere in het uiten van zijn twijfels dat die eerste de waarheid aan zijn kant heeft, allereerst omdat de waarheid niet bestaat, maar ook omdat de retoriek enkel voor diegene die ze beheerst de capaciteit om te overhalen en niet te overtuigen is.
Zij die het meer gewoon zijn om hun posities uiteen te zetten, en ik reken mezelf daar ook toe, hebben dus een verantwoordelijkheid als ze niet op zoek zijn naar een machtsgreep. Binnen de anarchistische beweging moeten de mechanismes van de intellectuele autoriteit bevochten worden zowel door diegenen die in staat zijn om ze te produceren als door diegenen die eerder in de positie zijn om ze te reproduceren.
Een anarchist zonder de gewoonte om zich te deconstrueren